Bijbelstudie vanuit de ziekenboeg op de Legebuorren.

Bijbelstudie vanuit de ziekenboeg op de Legebuorren.

De afgelopen weken besef ik steeds meer dat ik een levensgevaarlijke ziekte heb overleefd en dat ik de tijd moet nemen om daarvan te herstellen. Het was een heel onwerkelijke situatie waar ik in mei 2024 in terecht kwam. Artsen en verpleegkundigen vertelden dat ik heel erg ziek was en dat die ziekte levensbedreigend was, maar ik voelde me helemaal niet ziek. Ik was alleen heel snel kortademig. Omdat ik geen chemokuren kreeg, maar uitsluitend immuuntherapie, werd ik in het ziekenhuis ook niet ziek gemaakt. Als de zaalarts me ’s ochtends vroeg hoe ik me voelde, zei ik telkens: “als je een wandje voor me hebt dat gewit moet worden, wil ik dat best even voor je doen.” 
Met mijn verstand begreep ik dat ik een gevaarlijke ziekte had omdat ze zeiden dat ik heel ziek was, maar ik voelde er niets van. Bizar. Ik bleef die eerste drie maanden in het ziekenhuis fit en helder en nam veel tijd om te studeren. Maandenlang deed ik in het ziekenhuis elke ochtend een uurtje Hebreeuws, de taal waarin het overgrote deel van ons Oude Testament geschreven is. Ik schreef dan eerst het Bijbelgedeelte in het Hebreeuws over, waarna ik het ging vertalen. Toen ik in juni een zware en gevaarlijke hersenaanval had (een gevaarlijk bijverschijnsel van de immuuntherapie) en ik niet meer aanspreekbaar was, zag de hematoloog mijn Hebreeuwse schrijfsels liggen en zei ze: “Hij is echt helemaal niet in orde, moet je kijken hoe vreemd hij schrijft!” Mijn juist binnengekomen zoon vertelde haar dat het Hebreeuws was. Gelukkig ging de hersenvliesontsteking liggen en knapte ik weer op. 

Elke dag een stukje Hebreeuws doen leverde voor mij veel op. Een paar gedachten:

Ik sta aan het begin van een nieuw traject en we staan met zijn allen aan het begin van een nieuw jaar. De Bijbel begint ook met een begin: ‘In het begin’ of ‘In den beginne’. Tenminste, zo wordt het meestal vertaald: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde’. Dat woordje ‘begin’ is in het Hebreeuws hetzelfde woord als ‘hoofd’ en je zou dus ook mogen vertalen ‘van hoofde af aan’, maar dat is niet zozeer mijn punt. Het gaat mij erom dat het woordje ‘het’ er in het Hebreeuws niet staat. Bij ‘hèt begin’ denk je automatisch aan een bepaald punt in de tijd, aanwijsbaar. Toen was het. Maar dat staat er dus niet. Het is meer ‘een begin’, God die een begin maakt. Alleen toen? Nee. Het scheppingsverhaal van Genesis 1 is geen geschiedenisverhaal dat wil vertellen hoe het allemaal begonnen en ontstaan is. Het is een begìnsel, iets dat God blijkbaar van hoofde af aan telkens weer doet: scheppen, opnieuw beginnen, ook vandaag.

Bij scheppen gaan mijn gedachten uit naar kinderen die op het strand een fort maken. Er wordt heel eventjes overlegd en dan wordt er geschept. Er wordt een burcht geschapen dat straks als de vloed komt zo lang mogelijk moet blijven staan. Scheppen gaat bij ons met zweetdruppeltjes gepaard. Of met veel denkwerk en schrappen en hernieuwde pogingen zoals een kunstenaar die een gedicht of ander kunstwerk schept. Wij vormen ons leven, we scheppen dat in zekere zin op onze eigen manier. En dat kost moeite.
Hoe schept God? Of schìep God? Dat is in het Hebreeuws niet te zien. Het Hebreeuwse werkwoord kent geen onderscheid tussen tegenwoordige tijd, verleden tijd of toekomstige tijd zoals in onze taal. Het kan dus betekenen dat God schiep, maar ook dat God nu schept, of straks zal scheppen. Aan het Hebreeuws kunnen we dat niet aflezen en een vertaling moet daar een keuze in maken die dus altijd omstreden is. Maar we kunnen aan de Hebreeuwse vorm wel iets anders zien: de werkwoordsvorm duidt op een scheppen dat àf is. Het scheppen dat God deed/doet/zal doen, is klaar, was klaar, of zal klaar zijn. Dat begin van God is dus niet een flutbeginnetje zoals ik altijd aan van alles begin. Nee. Waar Hij aan begint, is af of zal af zijn. En hoe Hij schept, klinkt in het volgende vers: door te spreken ‘er zij licht’. God spreekt. En daarmee worden we onderdeel van zijn verhaal. 

Daarmee wordt ons verhaal onderdeel van zijn verhaal. Ook wat er afgelopen jaar over mij heen kwam, die wirwar aan emoties. Ik zeg er geen dankjewel tegen, maar het heeft me niet minder gemaakt. Ik heb gemerkt hoe geweldig het is dat mensen meeleven en hoe sterk mijn gezin om me heen staat en ook elkaar opvangt. Ik heb zin om weer aan het werk te gaan, maar heb daar nog niet de energie voor. Ik kan een uurtje even wat doen (zoals een kerkdienst begeleiden op het orgel toen er opeens geen organist was, of zelf naar het UMCG in Groningen rijden), maar moet het daarna vaak weer twee dagen bezuren. Ik hoop steeds beter mijn grenzen te leren kennen en hoop dat die grenzen verder opschuiven, zodat ik straks weer meer kan doen en als dominee van Langweer en omgeving een nieuw begin kan maken. 

En ik zeg het nog één keer: het meeleven vanuit Langweer en Op ‘e Noed was geweldig. In het ziekenhuis dachten ze dat ik een bekende Nederlander was, zoveel kaarten en blijken van meeleven kreeg ik daar. Het heeft me ontzettend goed gedaan, heel veel dank daarvoor!

Warme groet,
Aart Veldhuizen.